Alle biologische organismen, met inbegrip van planten en dieren, zijn opgebouwd uit piepkleine bestanddelen die cellen worden genoemd. Elke cel heeft een biologische code, DNA genaamd, en deze code is georganiseerd in een reeks genen die de informatie bevatten die nodig is om het organisme te laten functioneren en die ook een aantal kenmerken van het organisme bepalen, zoals lengte, gewicht, kleur van de ogen, huidskleur en het tijdstip waarop de cellen zich delen of ophouden zich te delen.
Elk organisme begint als een enkele cel, vermenigvuldigt zich door het laten ontstaan van nieuwe cellen, en stopt dan op een bepaald moment met delen of sterft op basis van de ingebouwde genetische code. Alle informatie in de genen wordt doorgegeven aan de afstammingscellen. Bepaalde genen kunnen mutaties of fouten in hun bouwstenen hebben, waardoor het werkprogramma van de cel wordt verstoord en de cel zich abnormaal gaat gedragen. Deze afwijkingen worden ofwel op natuurlijke wijze gecorrigeerd door de veiligheidsmechanismen van het lichaam (immuunsysteem), of zij kunnen ertoe leiden dat de cel spontaan afsterft.